Hoe zag uw eigen opleidingstijd eruit?
“Ik ben opgeleid in de jaren tachtig. In die tijd was het normaal dat je werd opgeleid in een academisch ziekenhuis. Ik volgde zelf mijn opleiding tot KNO-arts in wat nu het Universitair Medisch Centrum Utrecht is. De opleiding zag er heel anders uit dan nu: er was veel hiërarchie en daarnaast een overdaad aan chirurgische ingrepen. Eigen verantwoordelijkheid werd gestimuleerd: ik heb tijdens mijn opleiding veel vrijheid gekregen om – uiteraard onder gepaste supervisie – zelf te handelen. Dat heb ik als iets zeer positiefs ervaren.”
Sinds wanneer bent u zelf opleider voor KNO-artsen?
“In 1991 ben ik komen werken in het toenmalige Westfriesgasthuis. Ik kwam terecht in een maatschap van twee oudere, ervaren KNO-artsen en twee jongere KNO-artsen, waar ik er één van was. Eén van de eerste dingen die we bespraken, was de mogelijkheid om de KNO-opleiding te verkrijgen. Uiteindelijk was het in 1999 zover. Dat voelde toen – en overigens nog steeds wel – als een erkenning voor de kwaliteit van KNO-zorg die we leverden en nog steeds leveren.”
“Ik begon destijds als plaatsvervangend opleider en rond het jaar 2006 nam ik het opleiderschap over van collega Nijdam. Net daarvoor – in 2004 – was de hele opleidingsstructuur behoorlijk op de schop gegaan. Vanaf dat moment stond competentiegericht opleiden centraal: competenties moesten worden verworven in een transparant proces met expliciete feedback. Voor onze opleiding veranderde er toen niet zoveel: wij waren al gewend om onze artsen in opleiding onder de dompelen in dergelijke feedback.”
Wat zijn de grootste verschillen tussen vroeger en nu?
“Tegenwoordig worden van artsen in opleiding andere kwaliteiten verwacht dan vroeger. Ze voeren nu veel meer zelf de regie en zijn in een veel grotere mate zelf verantwoordelijk voor het inrichten van hun opleiding. Ze hebben veel vrijheid om zelf keuzes te maken en moeten zelf om feedback vragen. Een ander verschil is dat artsen tegenwoordig veel meer teamspelers zijn. In de opleiding wordt er daarom ook veel aandacht besteed aan zaken als communicatie en samenwerking. Dat vind ik een logische ontwikkeling, gezien de wereld waarin we leven die steeds verandert.”
Hoe omschrijft u zichzelf als opleider?
“Betrokken en menselijk, maar ook best veeleisend. Voor een KNO-arts zijn chirurgische vaardigheden erg belangrijk, dus als opleidingsgroep besteden we veel tijd aan de ontwikkeling van die vaardigheden. Maar ook zaken als goed klinisch redeneren krijgen veel aandacht. Vanuit mijn eigen opleiding heb ik ook de betrokkenheid met de patiënt met de paplepel ingegoten gekregen. Ook dat proberen we als opleidingsgroep goed over te brengen. En tot slot vind ik een goede balans tussen werk en privé belangrijk. In het leven van een specialist is het ziekenhuis nu eenmaal erg dominant; dat heb ik althans zelf zo ervaren. Maar er moet daarnaast ook ruimte bestaan voor andere zaken. Van onze aios’en verlangen we dat zij de tijd dat ze hier zijn optimaal benutten voor goede patiëntenzorg. Maar is het werk klaar, dan hoeven ze niet te gaan zitten niksen tot de tijd erop zit.”
“Het opleiden van jonge artsen is eigenlijk heel vergelijkbaar met het opvoeden van kinderen: geen aios is hetzelfde en net als kinderen floreren zij bij een zogenaamde ‘personalized approach’. De uitdaging ligt erin om elke aios te begeleiden op een manier die optimaal aansluit bij zijn of haar behoeften. En het opleiden doe ik niet alleen; dat doen we met de hele opleidingsgroep. Dat kost veel tijd, vaak ook buiten kantooruren. Maar het geeft ook veel voldoening.”
Waarom is het belangrijk om een opleidingsziekenhuis te zijn?
“Ik heb me altijd sterk gemaakt voor het vormgeven van het opleidingsziekenhuis. Dat vond ik belangrijk, want ik denk dat opleiden de beste manier is om de kwaliteit binnen een vakgroep te borgen. Je kunt je vakkennis in mijn ogen alleen overdragen als je het vak zelf ‘state of the art’ beheerst. Je moet je vak bijhouden om goed te kunnen opleiden. Maar een aios is ook weer iemand die up-to-date is opgeleid. Aios’en stellen kritische vragen en brengen daarnaast nieuwe kennis en inzichten naar ons ziekenhuis. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Arts zijn is een leven lang leren en het opleiden ondersteunt dat in grote mate.”
Om de groeiende vraag naar zorg aan te kunnen, werkt het Dijklander Ziekenhuis aan een aantal ambities, waaronder leren en innoveren. Gemotiveerde en fitte medewerkers die met plezier in ons ziekenhuis werken, zijn belangrijk voor onze missie om het ziekenhuis te zijn waarop iedereen vertrouwt. Bovendien is het nodig om de krapte op de arbeidsmarkt het hoofd te kunnen bieden. In het Dijklander Ziekenhuis hebben medewerkers de ruimte om te leren, zichzelf te verbeteren en te ontwikkelen. Zo willen we medewerkers behouden en de zorg elke dag beter maken. Als opleidingsziekenhuis bieden we medische vervolgopleidingen, is het verpleegkundig leiderschap goed ontwikkeld en hebben we topklinische ambitie. Lees verder