Op het moment van de diagnose kan Henk bijna niets meer. Een stukje door de tuin lopen, lukt niet. Zijn nieren werken nauwelijks meer, zijn hart en longen functioneren niet naar behoren. De beenmergkanker zit door zijn hele lichaam. ‘Gelukkig trof ik een kundige dokter en net zulke kundige verpleegkundigen. Ik moest starten met een chemokuur, dat was zowel fysiek als emotioneel zwaar. Op de afdeling zie je zoveel zieke mensen bij elkaar, dat maakt indruk. Ik vond het onder andere daarom heel fijn dat ik bij elke afspraak warm werd ontvangen door de gastheren- en vrouwen. Zij spraken met mij niet over de ziekte, maar wezen me de weg en trapte een lolletje met me. Want daar had ik behoefte aan.’
Even pauze
‘De chemokuur was zwaar. Er kwam een moment dat ik het ziek zijn mentaal niet meer aan kon. Ik wilde niet meer ziek zijn en ik werd boos. Dit was een bijwerking van de medicatie. Dat was niet leuk en ik wilde daarom niet meer verder met de behandeling. In overleg met de arts hebben we besloten om de behandeling te pauzeren. Ik was erg blij met deze optie en het gezamenlijke besluit. Helaas werden de bloedwaardes – die dankzij de eerdere behandelingen al aan het dalen waren – toch weer hoger en moest ik verder met de chemokuur. Maar toen kon ik het mentaal weer aan.’
Hulde
‘Ik ben in die periode heel veel in het Dijklander Ziekenhuis geweest en heb verschillende afdelingen gezien. Ik heb niets dan hulde voor de verpleegkundigen. Ze zijn zo lief en zorgzaam, niets is ze te veel. Het is echt een talent. Een paar weken nadat we de behandeling hadden hervat, kreeg ik enorm goed nieuws. De bloedwaardes waren allemaal gedaald, zelfs onder de nullijn. Het was een wonder.’
‘Op dit moment gaat het heel goed met me. Ik kan weer een half uur wandelen. Er zitten alleen nog kankereiwitten in het hart. Daarvoor krijg ik nog immuuntherapie. Maar ook dat gaat verdwijnen: ik ben er van overtuigd dat ik weer helemaal beter wordt.’